Witoorpenseelaap

Deze aapjes (Callithrix jacchus) vormen een hechte familie waarin vaak één of twee vrouwtjes de jongen werpen. Ze kunnen tweelingen en zelfs drielingen krijgen. Alle overige dieren in de groep (vaak oudere nakomelingen) helpen mee met de verzorging van de nieuwe jongen. De jongen worden door alle dieren in de groep gedragen en hoofdzakelijk tijdens het voeden overgedragen aan de moeder. Een familie groep bestaat gemiddeld uit 2 tot 15 dieren.

Wie de baas is in de groep wordt door meerdere factoren bepaald. Allereerst zijn de vrouwtjes dominanter dan de mannetjes. Het vrouwtje dat de jongen werpt is het dominante dier in de groep en deelt dit vaak wel met het parende mannetje. Als er nog een tweede vrouwtje met nakomelingen is, dan is zij ondergeschikt en vaak de dochter van het dominante vrouwtje. De rest van de sociale structuur wordt bepaald op basis van leeftijd.

Uiterlijke kenmerken

Kleinklauwapen hebben geen vingers met nagels zoals andere primaten dat hebben. In plaats daarvan hebben ze kleine klauwtjes. Alleen op de grote teen zit een platte nagel zoals andere primaten deze hebben. De staart van de witoorpenseelaap is 1.5 x zo lang als de rest van zijn lichaam. De staart wordt vooral gebruikt als evenwicht en niet om aan te hangen zoals bij andere apen. Deze aapjes wegen slechts 200-300 gram en worden maar zo’n 6 jaar oud.

Voeding

De witoorpenseelaap is gespecialiseerd in het eten van plant onderdelen (gom, sap en hars) en insecten. Ze hebben hiervoor scherpe klauwtjes, snijtanden en een aangepast darmstelsel. Gom is één van de belangrijkste onderdelen van hun dieet. Gom is een harsachtige substantie die vrij komt als de schors van de boom beschadigd. Ze gebruiken hiervoor hun tanden om gaatjes in de gum producerende bomen te maken en de gom te eten. In gevangenschap wordt gom aangeboden in poeder of kristal vorm.

Translate »